Afspraken over fiscale vragen
De Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) en de Belastingdienst hebben recent afspraken gemaakt over een aantal fiscale vragen over de Lbv of Lbv-plus. Deze vragen en antwoorden zijn met ondersteuning van de Vereniging van accountants- en belastingadviesbureaus (VLB), waar Countus ook onderdeel van uitmaakt, tot stand gekomen. Hierdoor is er op fiscaal vlak meer duidelijkheid ontstaan voor ondernemers die willen deelnemen aan één van de regelingen.
De vragen en antwoorden zijn te vinden op de website van LTO.
Hieronder nemen we je mee in aantal belangrijke punten uit deze vragen en antwoorden:
• Moment van winstneming
Het is belangrijk om te weten in welk jaar je de winst moet nemen. Daarvoor gelden de volgende uitgangspunten:
o Bij het moment van subsidieaanvraag is het niet mogelijk om winst te nemen.
o Bij het moment van (voorwaardelijke) subsidieverlening mag je winst nemen.
o Bij het moment van sluiten van de modelovereenkomst mag je winst nemen.
o Wat betreft de vergoeding voor de productierechten, daarbij moet uiterlijk winst worden genomen op het moment dat deze rechten bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) komen te vervallen.
o Wat betreft de vergoeding voor de gebouwen, daarbij moet uiterlijk winst worden genomen op het moment dat de stallen en andere bouwwerken zijn gesloopt.
• Herinvesteringsreserve
De Lbv of Lbv-plus zijn aangemerkt als overheidsingrijpen. Daardoor is de verruimde herinvesteringsreserve van toepassing. De boekwinst op fosfaatrechten kan hierdoor bijvoorbeeld ook afgeboekt worden op gebouwen.
Bij de verkoop of overgang naar privévermogen van overige bedrijfsmiddelen (denk aan vee, machines, gebouwen die niet worden gesloopt) kan ook een boekwinst ontstaan. Ook daarvoor kan de verruimde herinvesteringsreserve worden toegepast.
• Bedrijfsopvolgingsregeling schenk- en erfbelasting
Als een bedrijf of een deel daarvan via een schenking of een erfenis wordt verkregen, wordt doorgaans gebruik gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling. Dit is een ruime vrijstelling voor de erf- en schenkbelasting. Een voorwaarde is dat de verkrijger het bedrijf minimaal 5 jaar voortzet.
Staking of gedeeltelijke staking van de onderneming binnen die termijn van 5 jaar als gevolg van deelname aan de Lbv(-plus) leidt er in principe toe dat de vrijstelling geheel of gedeeltelijk wordt teruggenomen. Omdat er echter sprake is van overheidsingrijpen kan onder voorwaarden de voortzettingsperiode doorlopen, indien er geherinvesteerd wordt in een onderneming waaruit de verkrijger winst geniet.
• Landbouwvrijstelling
Door deelname aan de LBV(-plus) zal het erf mogelijk in waarde dalen. Als er sprake van een waardedaling van het erf, kan dan een deel van de vergoeding die je ontvangt voor de gebouwen worden toegerekend aan de waardedaling van de grond? En daarmee onder de landbouwvrijstelling worden gebracht? Dat deel van de vergoeding zou dan vrijgesteld zijn.
De Belastingdienst is van mening dat het antwoord op deze vraag ‘nee’ is. Zij stellen dat er uitsluitend sprake is van een vergoeding voor de gebouwen.
De VLB is van mening dat als er sprake is van een waardedaling van het erf, het redelijk is dat een deel van de vergoeding voor de gebouwen wordt toegerekend aan die waardedaling en dan onder de landbouwvrijstelling valt.
• Vrijstelling overdrachtsbelasting bij bedrijfsoverdracht
Bij overdracht van een bedrijf aan bijvoorbeeld een kind, mag je voor de overdrachtsbelasting gebruik maken van een vrijstelling. Dit geldt ook als het bedrijf in fasen wordt overgedragen. Denk aan het voorbeeld waarbij ouders eerst de economische eigendom van onroerende zaken inbrengen in een maatschap of vof met een kind. En waarbij jaren later de volledige bedrijfsoverdracht plaatsvindt. Zowel bij de inbreng van de economische eigendom als bij de bedrijfsoverdracht kan gebruik gemaakt worden van de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting.
Maar stel dat na de inbreng van de economische eigendom, maar voordat het bedrijf volledig is overgedragen aan het kind, deelgenomen wordt aan de LBV(-plus)? Volgens de Belastingdienst wordt dan de eerder genoten vrijstelling teruggenomen, omdat uiteindelijk niet het hele bedrijf overgedragen is aan het kind. Er zou dan alsnog overdrachtsbelasting betaald moet worden, tenzij de naheffingstermijn al voorbij is. De VLB is echter van mening dat als de overheid een eerder gemaakt plan van bedrijfsopvolging op basis van het maatschappelijk belang doorkruist, de deelname aan de LBV(-plus) niet tot een terugname van de vrijstelling kan leiden.
Meer weten?
Er spelen meer fiscale aspecten dan in dit bericht zijn genoemd. En zoals uit een aantal punten blijkt, zijn de Belastingdienst en de VLB het niet altijd met elkaar eens. Daarom is het belangrijk om altijd een fiscalist te laten meekijken als je overweegt om deel te nemen aan de Lbv of Lbv-plus. Hij of zij kan voor jou op een rijtje zetten wat de fiscale gevolgen zijn en welke fiscale aandachtspunten er zijn. Neem gerust contact op met een fiscalist van Countus, zij kunnen jou hierin begeleiden.