De situatie in 2021
Voordat we de cijfers induiken, kunnen we al stellen dat de omstandigheden in 2021 anders waren dan in de 3 jaren ervoor. 2018, 2019 en 2020 kenmerkten zich als relatief droge jaren met een in sommige gebieden een fors lagere opbrengst dan gewoonlijk. Dit geldt voor zowel het gras- als het maïsland.
De echte kringloopkenner weet dat dit een aanslag is op de efficiëntie van de ruwvoerteelt. Vaak bemest je namelijk wel, maar behaal je niet de gewenste opbrengsten. Op grasland is dit in de latere snedes nog wel enigszins te corrigeren, maar op maïs voer je voor aanvang van de teelt de bemesting al uit. Een fors lagere opbrengst betekent dan meer verlies.
Stikstofbodemoverschot
Het stikstofbodemoverschot in 2021 is lager dan in de jaren ervoor. Vorig jaar is er meer voer gewonnen door voldoende neerslag in het groeiseizoen. Een groter deel van de bemeste hoeveelheid stikstof is via gras en/of maïs weer van het perceel afgehaald. Dat is gunstig voor het stikstofbodemoverschot. Je ziet dit ook terug in de kunstmestkosten per hectare.
Een lager overschot gaat samen met lagere kunstmestkosten. In principe is een zo laag mogelijk overschot gewenst. Concrete streefwaarden zijn er bijvoorbeeld bij PlanetProof melk. Hier stellen ze een grens van 140 kg stikstofbodemoverschot per hectare om het topniveau te waarborgen. Ongeveer 80% van de bedrijven heeft in 2021 een lager overschot.
Ammoniakemissie
De ammoniakemissie is bij de meeste bedrijven redelijk stabiel gebleven. De grootste posten voor de uitstoot van ammoniak zijn stal- en mestopslag en het uitrijden van mest. De ammoniakemissie is sterk gerelateerd aan het RE-niveau in het rantsoen. Een lager RE-niveau betekent minder emissie van ammoniak.
In de KLW scoort een emissiearm stalsysteem vanzelfsprekend beter. De berekende emissie zal dan namelijk lager zijn. Als melkveehouder heb je meer invloed op de uitstoot bij uitrijden. Het toevoegen van water aan de mest bij het uitrijden is een goede maatregel. Maar niet uitrijden bij droog en zonnig weer helpt ook om de emissie te verminderen. Verder is de emissie bij weidegang lager dan bij de koeien op stal. Gemiddeld halen boeren de grenswaarden voor ammoniak vrij gemakkelijk.
Eiwit van eigen land
Eiwit van eigen land is het kengetal dat de grondgebondenheid aangeeft. Misschien heb je zelf ook gemerkt dat je veel voer hebt gewonnen, maar dat het RE-gehalte laag was. Niet alleen in de eerste snee, maar ook de zomerkuilen. Om de melkproductie op gang te houden, moest je wellicht meer eiwit in het krachtvoer aankopen. Hierdoor valt per saldo het percentage eiwit van eigen land tegen.
Wel heeft dit bijgedragen aan lagere RE-niveaus in het rantsoen. Door de rantsoenen ook op een lager RE-niveau door te rekenen, kun je de krachtvoerkosten nog in de hand houden. Tegelijk heeft dit een positief effect op de stikstofefficiëntie van de rantsoenen. Om op topniveau te kunnen scoren in PlanetProof moet de score boven de 60% liggen. Ongeveer 43% van de melkveehouders heeft 60% of meer eiwit van eigen land gehaald.
Broeikasgasuitstoot
De uitstoot van broeikasgassen in de KLW is wederom gedaald. Een belangrijk aandeel daarin is de aangepaste berekening van krachtvoeders. Deze verlaagt de uitstoot significant. De belangrijkste bronnen voor broeikasgassen zijn methaanuitstoot van het melkvee en de aanvoer van krachtvoer. Misschien dacht je dat de aanvoer van kunstmest ook flink doordrukt in broeikasgasuitstoot. Maar per kg melk is dat maar een relatief kleine hoeveelheid.
Het voeren van vers gras is voor de broeikasgasuitstoot aanzienlijk gunstiger dan het voeren van graskuil. Met weiden of stalvoeren kun je aankoop van eiwit (in krachtvoer) beperken en tegelijk de uitstoot van methaan verlagen. Om op topniveau te kunnen scoren in PlanetProof moet de broeikasgasuitstoot in de KLW onder de 1100 gram per kg melk liggen. Hier ligt voor veel veehouders nog een forse uitdaging, slechts 14% van de veehouders haalt dit.
Blijvend grasland
In Nederland is het beleid gericht om het aandeel grasland over alle sectoren op minimaal 41% te houden. De melkveehouderij richt zich daarbij met name op blijvend grasland. Blijvend grasland zorgt voor een lagere nitraatuitspoeling dan bouwland. Daarnaast heeft grasland ook een groter vermogen om koolstofdioxide vast te leggen.
Je bouwt organische stof op in de bodem. Dit zorgt voor een betere waterhuishouding en meer voedingsstoffen in de grond. Een hoger organisch stofgehalte in je bodem helpt je om meer eiwit van eigen land te halen. Je kunt daarmee de aankoop van eiwit verder beperken. In 2021 heeft 60% van onze klanten meer dan 60% blijvend grasland.
Cijfers 2018-2021 op een rijtje
Hieronder vind je de resultaten van de dataset KLW 2018 t/m 2021. Deze zijn van bedrijven die Countus hebben gemachtigd om resultaten op te vragen. In verband met de gevolgen voor emissie zijn alleen de resultaten van bedrijven met maximaal 20% grasland op veengrond meegenomen.
Meer weten?
Heb je vragen over de KingloopWijzer? Of wil je weten hoe jouw bedrijf ervoor staat? Maak dan een afspraak met een van onze adviseurs. Zij helpen je graag verder.