Waar ging dit over?
De belanghebbende (X) is eigenaar van een woning in Amsterdam. Deze woning is voor X een eigen woning in de zin van de Wet IB 2001. In 2017 heeft X de woning en/of een deel daarvan een paar keer verhuurd via Airbnb. De opbrengst van deze verhuur bedroeg € 9.546 waarvan € 2.015 betrekking heeft op verhuur van de gehele woning en € 7.531 op verhuur van een deel van de woning.
Volgens de Wet IB 2001 moet het eigenwoningforfait worden verhoogd met 70% van de verhuuropbrengsten uit een tijdelijk verhuurde eigen woning. X was van mening dat deze regeling alleen ziet op de verhuuropbrengsten uit een volledig verhuurde woning.
Hoe denkt de rechter daarover?
Hof Amsterdam is het niet eens met X en oordeelt dat 70% van de opbrengst uit verhuur van (een gedeelte van) de woning van belanghebbende tot inkomen uit werk en woning van belanghebbende moet worden gerekend.
Het hof verwijst daarvoor naar het arrest van de Hoge Raad van 18 september 2020 (BNB 2021/9).
De Hoge Raad oordeelde daarin dat de wettelijke regeling van tijdelijke verhuur naar de letter ziet op het ter beschikking stellen van de gehele woning. Ook uit de parlementaire geschiedenis valt niet af te leiden dat dit anders bedoeld zou zijn.
Als voorbeeld wordt genoemd de woning die door de belastingplichtige tijdelijk aan derden ter beschikking is gesteld, bijvoorbeeld tijdens een vakantie. Het doel van deze bepaling is om te voorkomen dat de eigen woning door de tijdelijke verhuur tijdelijk naar box 3 zou verhuizen.
Aan die intentie van de wetgever, om geen gevolgen voor de toepassing van de eigenwoningregeling te verbinden aan de tijdelijke terbeschikkingstelling van een gehele eigen woning aan derden, zou onvoldoende recht worden gedaan indien de tijdelijke terbeschikkingstelling van een gedeelte van of een aanhorigheid bij (tuinhuisje) een eigen woning aan derden wel tot een ander gevolg zou leiden.
Daarom moet ervan worden uitgegaan dat tijdelijke terbeschikkingstelling van een eigen woning of een gedeelte van, dan wel aanhorigheid bij, een eigen woning aan die woning niet het karakter van eigen woning ontneemt.
Omdat de bepaling inzake de huuropbrengst bij tijdelijke verhuur van de eigen woning één geheel vormt met de bepaling over het van toepassing blijven van de eigenwoningregeling, oordeelt de Hoge Raad dat de wetgever heeft beoogd dat zij beide bepalingen zoveel mogelijk in dezelfde gevallen van toepassing zijn.
Dit brengt mee dat ook bij de tijdelijke verhuur van een deel van de eigen woning 70 procent van de huurinkomsten tot het inkomen uit werk en woning moet worden gerekend.
Meer weten over inkomstenbelasting?
Heb je nog vragen over inkomstenbelasting of andere financiële vraagstukken? Neem dan contact op met onze specialisten, zij helpen je graag!