Veel gemeenten weten op voorhand niet precies wat ze binnenhalen met soortgelijke giganten. Neem bijvoorbeeld ‘mijn’ camping. In juni zag ik voornamelijk bezoekers uit de regio: nieuwsgierig, op zoek naar een goedkope vakantie. In juli veranderde dat, toen kwamen er Duitsers. En Nederlanders zag je vooral uit de Randstad.
De prijzen waren nu overigens nog vrij laag, omdat de waterspeelplaats pas in juli opende en er bouwoverlast was. Een medewerker vertelde me dat er nog gebouwd vanwege vertraging met de vergunningen, de gemeente lag dwars. Dit zal ongetwijfeld resultaten in hogere prijzen volgend jaar.
Tijdens mijn korte ‘werkvakantie’ zag ik hoe tientallen chalets binnen enkele dagen werden neergezet. Vanaf halverwege juli zouden ze volstromen. Ik vroeg me af hoe ze dat zo snel voor elkaar kregen: de installatie, de inrichting, en zelfs balustrades met overkappingen. Het antwoord? Een leger aan buitenlandse werknemers. Binnen een mum van tijd stonden alle chalets keurig op een rij.
Nu zijn er nog een paar velden voor caravans over. Volgend jaar ga ik kijken of die er nog steeds zijn. Zo niet, dan krijgen de campings in de buurt het waarschijnlijk drukker. Goed nieuws voor hen, maar deze ontwikkeling roept een belangrijke vraag op: moeten we de opkomst van vakantieparkgiganten toejuichen vanwege extra werkgelegenheid of kritisch bekijken omdat ze onze traditionele, kleinschalige campings verdringen? Nu heb ik nog even van het campinggevoel kunnen genieten, maar volgend jaar zal ik waarschijnlijk een ander verhaal vertellen.
Heb je vragen?
Wil je weten wat de punten uit deze column betekenen voor jouw situatie? Neem dan contact op met een recreatiespecialist van Countus. We helpen je graag verder!